Hoewel het beroep tot nietigverklaring specifiek gericht is tegen de artikelen 3, §§ 3 tot 6 en tegen artikel 9 van de W 08/12/1992, vernietigt het Hof enkel deze laatste bepaling en wijst daarbij, tezelfdertijd, op het bestaan van een lacune in de wetgeving, de lijst van uitzonderingen voorzien door artikel 3 van de W 08/12/1992 dienen in de toekomst door de wetgever op een uitdrukkelijke wijze te worden uitgebreid. Zie in dat verband de volgende punten van het arrest: "B. 9. Bij zijn arrest nr. 59/2014 heeft het Hof besloten tot de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door artikel 9 van de bestreden wet, in zoverre het zonder meer van toepassing is op de activiteit van een privédetective die ertoe is gemachtigd zijn activiteiten uit te oefenen ten behoeve van publiekrechtelijke rechtspersonen en die optreedt voor een publiekrechtelijke beroepsorganisatie die bij de wet ermee is belast onderzoek te verrichten naar schendingen van de beroepscode van een gereglementeerd beroep"(...). B.10. Weliswaar heeft het Hof zijn onderzoek in het arrest nr. 59/2014 beperkt tot de situatie van de privédetectives, maar de conclusie van dat onderzoek geldt op dezelfde wijze voor de situatie van de beroepsorganisatie waarvoor die privédetectives optreden (...). B.11. Het middel is gegrond in zoverre artikel 9 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens zonder meer van toepassing is op de publiekrechtelijke beroepsorganisatie die bij de wet ermee is belast onderzoek te verrichten naar schendingen van de beroepscode van een gereglementeerd beroep en op de activiteit van een privédetective die ertoe is gemachtigd voor de betrokken beroepsorganisatie op te treden overeenkomstig artikel 13 van de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privédetective. Die situaties vallen bijgevolg buiten het toepassingsgebied van artikel 9 van de wet van 8 december 1992, in afwachting van de uitdrukkelijke uitbreiding, door de wetgever, van de vrijstellingen waarin artikel 3 van dezelfde wet voorziet.".